Eind mei werd een vierde rapport van WHO/Europa gepubliceerd waarin alarmerende ongelijkheden in voeding, lichaamsbeweging en gewicht bij adolescenten uit verschillende sociaaleconomische achtergronden werden onthuld.
Deze post is gebaseerd op het internationale persbericht van WHO Europe Office
Een nieuw rapport van WHO/Europa onthult alarmerende ongelijkheden in de gezondheid van jongeren, waarbij jongeren uit minder welvarende gezinnen onevenredig worden getroffen. Het rapport, gebaseerd op data van bijna 280.000 adolescenten uit 44 landen die deelnemen aan de Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) studie, benadrukt ongezonde eetgewoonten, stijgende percentages overgewicht en obesitas en lage niveaus van fysieke activiteit bij jongeren.
Stijging ongezonde eetgewoonten
Het rapport schetst een zorgwekkend beeld van de eetgewoonten van adolescenten, met een bijzondere focus op de afname van gezonde eetgewoonten en de toename van ongezonde voedselkeuzes. Minder dan twee op de vijf adolescenten (38%) eet dagelijks fruit of groenten en deze cijfers dalen met de leeftijd (van 45% van de 11-jarigen tot 33% van de 15-jarigen voor fruit, en van 40% tot 36% voor groenten). Verontrustend genoeg meldt meer dan de helft van de adolescenten dat ze dagelijks geen fruit of groenten eten (56% van de jongens en 51% van de meisjes van 15 jaar).
Daarentegen blijft de consumptie van snoep en suikerhoudende dranken hoog, met één op de vier adolescenten (25%) die dagelijks snoep of chocolade eet. Dit percentage is hoger bij meisjes (28%) dan bij jongens (23%) en is sinds 2018 gestegen, vooral bij meisjes (van 23% naar 27% voor 11-jarige meisjes en van 26% naar 28% voor 15-jarige meisjes). Hoewel de dagelijkse consumptie van frisdrank een kleine algemene daling heeft laten zien sinds de laatste enquête in 2018, bedraagt de prevalentie in 2022 nog steeds 15% van de adolescenten, met hogere percentages bij jongens (16% versus 14% voor meisjes).
Het rapport onthult ook een verontrustend verband tussen sociaaleconomische status en ongezonde eetgewoonten, waarbij adolescenten uit gezinnen met een lagere materiële welvaart vaker suikerhoudende dranken consumeren (18% versus 15%) en minder vaak dagelijks fruit (32% versus 46%) en groenten (32% versus 54%) eten. Dr. Martin Weber, Team Lead for Quality of Care en Program Manager of Child and Adolescent Health bij WHO/Europa, zei: “De betaalbaarheid en toegankelijkheid van gezonde voedselopties zijn vaak beperkt voor gezinnen met lagere inkomens, wat leidt tot een hogere afhankelijkheid van bewerkte en suikerhoudende voedingsmiddelen, wat schadelijke effecten kan hebben op de gezondheid van adolescenten.”
Overgewicht en obesitas, een groeiende bezorgdheid
De prevalentie van overgewicht en obesitas bij adolescenten is al lang een belangrijk volksgezondheidsprobleem, met meer dan 1 op de 5 adolescenten die erdoor wordt getroffen. Dit cijfer is sinds de laatste enquête in 2018 gestegen, van 21% naar 23% in 2022. De percentages van overgewicht en obesitas zijn hoger bij jongens (27%) dan bij meisjes (17%).
Verontrustend genoeg hebben adolescenten uit minder welvarende gezinnen meer kans op overgewicht of obesitas (27% vergeleken met 18% van hun welvarender leeftijdsgenoten). Deze ongelijkheid benadrukt de dringende noodzaak om de onderliggende sociaaleconomische factoren aan te pakken die bijdragen aan deze trends.
Fysieke inactiviteit zorgwekkend
Het rapport roept ook zorgen op over lage niveaus van fysieke activiteit onder adolescenten. De WHO raadt aan dat jongeren gemiddeld minstens 60 minuten matige tot intensieve fysieke activiteit per dag krijgen. Het rapport toont aan dat slechts 25% van de jongens en 15% van de meisjes deze aanbeveling halen.
Hoewel 60% van de adolescenten voldoet aan de WHO-aanbeveling voor intensieve fysieke activiteit van minstens drie keer per week, is dit percentage lager bij meisjes (51%) vergeleken met jongens (69%). Deze genderkloof wordt groter met de leeftijd, waarbij 65% van de 11-jarige meisjes aan de aanbeveling voldoet vergeleken met slechts 46% van de 15-jarige meisjes. Sociaaleconomische ongelijkheden zijn opnieuw duidelijk, waarbij adolescenten uit welvarendere gezinnen hogere niveaus van zowel matige tot zware fysieke activiteit (16% versus 26%) als intensieve fysieke activiteit (51% versus 69%) rapporteren.
Brede implicaties en volksgezondheidszorgen
De ongelijkheden die in het rapport worden belicht, hebben verstrekkende implicaties die verder gaan dan directe gezondheidszorgen. De lange termijn gezondheidsgevolgen van ongezonde eetgewoonten, fysieke inactiviteit en overgewicht/obesitas tijdens de adolescentie kunnen ernstig zijn en leiden tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, type 2 diabetes en bepaalde soorten kanker. Deze aandoeningen beïnvloeden niet alleen het individuele welzijn, maar leggen ook een significante druk op gezondheidszorgsystemen en economieën.
“Regelmatige lichaamsbeweging, gezonde eetgewoonten en het behouden van een gezond gewicht zijn essentiële elementen van een gezonde levensstijl.” zei dr. Hans Henri P. Kluge, WHO regionaal directeur voor Europa. “De bevindingen van het rapport signaleren de noodzaak van gerichte interventies om adolescenten in staat te stellen gezondere gedragingen aan te nemen en gewoonten te vermijden die niet alleen hun huidige gezondheid en welzijn beïnvloeden, maar ook hun toekomstige trajecten als volwassenen.”
“Bovendien dragen de sociaaleconomische ongelijkheden in gezondheidsgewoonten van adolescenten bij aan een vicieuze cirkel van achterstand” vervolgde dr. Kluge. “Kinderen uit minder welvarende gezinnen hebben meer kans op negatieve gezondheidsuitkomsten, wat hun onderwijsprestaties, werkvooruitzichten en algehele levenskwaliteit kan belemmeren. Dit bestendigt sociale ongelijkheden en beperkt kansen op sociale mobiliteit.”
De bevindingen van de HBSC-studie hebben ook implicaties voor het bereiken van wereldwijde gezondheidstargets, zoals die onder de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. In het bijzonder sluit de focus van het rapport op de gezondheid van adolescenten aan bij SDG-doelstelling 3.4, die landen oproept om tegen 2030 de vroegtijdige sterfte door niet-overdraagbare ziekten met een derde te verminderen. Door de onderliggende oorzaken van gezondheidsongelijkheden aan te pakken en gezonde gedragingen onder adolescenten te bevorderen, kunnen landen bijdragen aan het bereiken van dit ambitieuze doel.